DE PINKSTERBLOEM
De pinksterbloem behoort tot één van die wilde bloemen die op een vast tijdstip in de lente bloeien. Dat is vanaf begin april tot begin juni, echter zij bloeit op haar mooist vanaf half april tot halverwege mei. Daarmee markeert dit bloemetje het midden van de lente.
ANDERE VELD- EN WEIDE BLOEMEN
Uiteraard zien we dan ook de andere veld- en weidebloemen opkomen zoals de gele paardebloemen (Taraxacum Officinale), de witte madeliefjes (Bellis Perennis = mooi overblijvend), de gele boterbloemen (Ranunculus), het gele koolzaad (Brassica Napus) het witte fluitekruid (Anthriscus Sylvestris) en niet te vergeten de blauwe vergeet-mij-nietjes (zoals de Myosotis Sylvatica, bloeit van april tot augustus en Myosotis Arvensis (akker). Ook veel boomsoorten komen tegelijkertijd tot bloei nadat het frisse bladergroen weer is ontloken. Er is al met al veel stuifmeel in de lucht en de lente barst daarmee echt uit de voegen!
IN BOS EN BERMEN EN LANGS WATER
Vroeger kleurde de pinksterbloem hele weilanden lila. Tegenwoordig komen pinksterbloemen in mindere getale voor, maar een oplettende waarnemer ziet ze zeker niet over het hoofd. Je vindt ze in weilanden en langs de bermen van wegen waar ze net boven de gemiddelde hoogte van het gras elegant de loef afsteken.
ZACHT LILA
Ze groeien bij voorkeur langs sloten of aan de randen van een vijver en in vochtig bos, zowel in de zon als halfschaduw. Hun prachtige licht zachte lila kleur en de fijn uitgesneden vierbladige bloemetjes vertellen je wel van het wonder van al het ontluikende leven en het voorzichtige ontwaken richting zomer.
BEGIN LENTE?
Tegenwoordig begint de lente in Nederland halverwege de winter, want de eerste week van januari zien wij al sneeuwklokjes en narcissen, die worden opgevolgd in februari en maart met kleine voorjaars bloeiende bollen zoals krokussen en de blauwe klokjes van de boshyacint (de Hyacinthoides non-scripta in het Engels bluebells), en het wit bloeiende daslook (wilde knoflook of Allium Ursinum).
BEGIN APRIL TOT BEGIN JUNI
En dan van begin april tot eind mei begin juni zien we de lelietjes van dalen (Convallaria Majalis, groeit in bossen ook op schaduwrijke plekken en is ook in veel tuinen te zien) en tevens dus de pinksterbloem (Cardamine Pratensis, deze behoort tot de genera Cardamine van de kruisbloemenfamilie. Cardamine betekent ‘veldkers’. Het woord is afgeleid van het Oudgriekse ‘kardaminé’ en het Latijnse ‘Cardamina’ en het Persische en Indiase kruid ‘Kardamon’. Pratensis betekent ‘in het veld voorkomend’). De lelietjes van dalen en de pinksterbloem zijn dan toch wel de wat chiquere van het gehele lente assortiment.
En om het rijtje even af te maken, daarna gaan de wilde zomerbloeiers van start zoals in juni de dieprode grote klaproos (de Papaver Rhoeas, en de Papaver Somniferum) en van juni tot augustus de prachtig blauwe korenbloem (Centaura Cyanus), beiden komen veel voor op akkers tussen graan.
NAAM PINKSTERBLOEM
Het is niet bekend waarom de bloem in het Nederlands Pinksterbloem heet. Men gaat er van uit dat de naam verwijst naar het Christelijke feest Pinksteren (toen het Christuslicht van de reeds ten hemel gestegen Christus neerdaalde op de apostelen). Maar zij bloeit doorgaans met name in de periode vóór Pinksteren.
ER ALS DE PINKEN BIJ ZIJN
Op het net is nog een mogelijke verklaring voor de naam te vinden. In de periode dat de pinksterbloem bloeit, gaan koeien voor het eerst weer de weide in na een lange winter op stal. Eenjarige stieren worden ook wel ‘pinkstier’ genoemd, en een vrouwelijk jong rund een ‘pinkvaars’.
Zo zijn deze pinkstieren en pinkvaarzen er ook ‘als de pinken bij’ om snel al het jonge verse malse gras te begrazen, waarin de diverse veld- en weidebloemen voorkomen, die mineraalrijk en voedzaam zijn voor alle grazers.
Zo is het bekend dat een weiland met veldbloemen goede romige melk en boter voor het vee oplevert (voor Rund en Paard), en de gezondheid van alle grazers bevordert. Deze veldbloemen en -kruiden kunnen ook een geneeskrachtige werking voor het vee hebben. Daarnaast zijn de gemengde bloemenkleuren in de weilanden ook een lust voor het oog.
VELDBLOEMEN VOOR GRAZERS
Voorbeelden van geschikte veld- en weidebloemen voor grazers zijn:
De eiwitrijke roze-rode klavers (Trifolium Pratense, ideale groenbemester, hommels en bijen bezoeken de bolle bloemetjes veel, verdwijnt bij kunstmest), de gele koolzaad planten (Brassica Napus), de witte kamille bloemetjes met gele hartjes (Matricaria Chamomilla), de oranje Goudsbloem (Calendula Officinalis), Vlas met blauwe bloemetjes (Linum Usitatissimum, de zaden van olievlas zijn lijnzaad, en van vezelvlas wordt linnen gemaakt), smeerwortel (is een eiwitrijke diepwortelende groenbemester -dan oogsten vóór de zaadvorming-, verbetert tevens de bodemstructuur, de jonge planten nog voor er bloemen aankomen kunnen in kleine hoeveelheden door veevoer gemengd worden, de bloeiende planten bevatten bepaalde alkaloiden (pyrrolizidine) die slecht zijn voor de lever, dus de planten niet direct op graasgronden plaatsen. De gewone smeerwortel geeft paarse bloemetjes (Symphytum Asperum, de knolsmeerwortel met witte bloemetjes (Symphytum Tuberosum), het oranje saffloer (Carthamus Tinctorius, diepe penwortel kan dus ook op droge gronden en verbetert de bodemstructuur, distelachtige plant met bloemen die van geel tot oranje en rood verkleuren), koekruid of zeepkruid (roze bloemetjes, Saponaria Hispanica of Vaccaria Hispanica), het oranjebloemige Oost Indische kers (Tropaeolum Majus) en de blauwe Korenbloem (Centaurea Cyanus).
SCHUIMKRUID
De pinksterbloem wordt ook wel ‘schuimkruid’ genoemd (wat overeenkomt met de Duitse naam ‘Wiesen-Schaumkraut’), vanwege de voorkeur van het schuimbeestje (een klein insect genaamd Cicade) voor deze plant. (In het schuim of spuug worden de eitjes gelegd).
HERKOMST WOORD PINKSTEREN
Om nog even terug te komen op de mogelijke verwijzing naar Pinksteren, het woord komt al in de dertiende eeuw voor. In een opsomming van de etymologishe herkomst lezen wij online het volgende:
“Mnl. ‘pincsten’, Pinksteren [1240; Bern.], ‘pincster’, ‘pincxter’, ‘pinxteren in vridages vor pincxteren’ [1282; VMNW], ‘pijnster in’ omtrent Pijnster [1343-45; MNW]; vnnl. ‘pinckster’, ‘pingstdagh’, ‘pinghsterdagh’, Pinksteren, Pinksterdag [1599; Kil.], ‘de drie Jaermarckten, sijnde Kermis, Vasten en Pinxteren’ [1620; WNT].
Ontleend aan Laatlatijn ‘pentecoste’, Pinksteren, dat ontleend is aan het Griekse ‘pentēkostḕt’ (hēmérā) de vijftigste (dag), een afleiding van ‘pentḗkonta’, vijftig: de feestdag valt op de vijftigste dag na Pasen. Het Griekse woord is gevormd uit ‘pénte’, vijf, verwant met vijf, en het achtervoegsel ‘konta’, tig, dat verwant is met tien.
De oorspr. Middelnederlandse vorm was ‘pincsten’; de vormen ‘pincster’, ‘pincsteren’ zijn ontstaan in vaste verbindingen en samenstellingen als ‘die pincsterdaghe’, de dagen van Pinksteren [1290; VMNW], ‘pinsteravond’, de avond of dag voor Pinksteren [1453-97; WNT], ook bijv. Oudfries ‘anda there pinxtera wika’: in de week van Pinksteren, en vooral ‘te pinxteren’, met Pinksteren [1421; MNW kersmisse], waarin een verbogen vorm op -er(en) van pincsten voorkomt, die ten slotte de niet-verbogen vorm heeft verdrongen. De vijftigste dag (ofwel zeven weken) na Pesach is de joodse feestdag Sjavoeot, het Wekenfeest, oorspronkelijk een oogstfeest, later een feest om te vieren dat God aan Mozes op de berg Sinaï de Tien Geboden gegeven zou hebben. Volgens het christelijk geloof zou op deze feestdag, vijftig dagen na Pasen, de opstanding van Jezus, en tien dagen na zijn hemelvaart, in Jerusalem de Heilige Geest uitgestort zijn op zijn discipelen en ontstond de eerste christelijke gemeente. Voor dit feest bestaat in het BN naast Pinksteren nog steeds de benaming ‘Sinksen’, mnl. sinxene met diverse spellingvarianten, zoals in ‘binnen den acht dagen uan pasghen. ende uan chincsen. ende uan middewintere’, ‘binnen het octaaf van Pasen, Pinksteren en Kerst’ [1236; VMNW]. Sinksen is ontleend aan Oudfrans ‘cinquiesme’, een ontlening aan middeleeuws Latijn ‘cinquagesima’, vijftigste dag na Pasen, Latijn ‘quīnquāgēsima’, vijftigste.”
RITMES IN DE NATUUR
Blijkbaar zijn veel religieuze feestdagen gekoppeld aan herkenbare ritmes in de natuur, zo is de zonnewende in de winter gerelateerd aan de geboorte van Christus, als symbool voor de terugkeer van het licht, en daarna in het voorjaar met het ontluiken van de lente, wanneer de vogels eieren leggen, dus de bekende paaseieren, de kippen en kuikens en paashazen, het groen wat weer aan de bomen komt, dat alles gekoppeld aan Christus die is opgestaan uit de dood en daarmee weer tot leven is gekomen, dus herrezen is.
PINKSTERBLOEM FIGUURLIJK
En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Er blijkt ook nog een andere betekenis van het woord pinksterbloem te zijn. Vroeger werd er op pinksterdag tijdens een oud Hollands folklorefeest een jongen of meisje fraai uitgedost rondgeleid door het dorp. Deze heette dan ‘Pinksterblom’. Het betrof soms ook kinderen. Tijdens de rondleiding van de dame of heer werden er liedjes gezongen en giften van de burgerij verzamld.
PINKSTERBRUID
Betrof de pinksterblom een (huwbaar) meisje, dan werd zij ook wel ‘pinksterbruid’ genoemd. In Duitsland kent men het fenomeen ook als ‘pfingstbraut’ maar met een iets andere invulling (in relatie tot de meiviering en de ‘maimann’).
De pinksterbruid kon het mooiste meisje van het dorp zijn, maar zij kon ook van welgestelde afkomst zijn of om andere redenen zijn verkozen. Doordat de jeugd tijdens deze festiviteit in het openbaar vertoefde, konden zij met elkaar kennis maken en de vrijgezelle jonge mannen aan het einde van het feest hun opwachting maken.
VER VOOR DE MIDDELEEUWEN
De folkore festiviteit stamt wellicht nog van ver vóór de middeleeuwen. De optocht van de jongens en meisjes met in hun midden de pinksterbruid (of bruidegom?) leidde door het dorp, en wellicht betrof het meerdere dorpen aangezien er in vroeger tijden ook veel kleine gehuchten in een streek waren.
Volgens het internet wordt deze viering in het oosten en zuiden van Nederland en op de Waddeneilanden nog als kinderfeest voortgezet. Er is online ook een illustratie uit die tijd te zien van kinderen als herders-echtpaartje met een bloemenkrans op beider hoofd. Wellicht werden zij al vast aan elkaar uitgehuwelijkt, of symboliseerden zij de lentetijd of was er een relatie met de Christelijke overlevering van Pinksteren.
DE PINKSTERKROON
De pinksterkroon was een krans van groen en bloemen die met Pinksteren werd opgehangen, of als hoofdtooi door jongens en meisjes werd gedragen tijdens het voorjaarsfeest. Echter werden in die tijd meerdere bloemen als pinksterbloem aangeduid. Dat waren blijkbaar alle veld- en weide bloemen die halverwege de lente furore maken, en die in de bruidstooien of voorjaarstooien van de gegadigden verwerkt werden. Zo werd het fluitekruid in Groningen en Friesland ook wel aangeduid als pinksterbloem. Eveneens werd de gele lis zo aangeduid. Madeliefjes worden al van oudsher tot kettinkjes geregen. En de pioenroos staat ook bekend als pinksterroos.
DE PINXTERBLOM
Wanneer een meisje van het dorp was gekroond tot pinksterbruid, werd zij ook ‘pinksterblom’ of ‘Rosa’ genoemd en ging tesamen met andere meisjes en jongens zingend en dansend langs de deuren. (Dit doet ook enigszins denken aan de vroegere praalwagens tijdens carnaval, of bloemenparades met daarop ook met bloemen getooide dorpsbewoners). Zo verwijzen de voorjaarsbloemen naar vruchtbaarheid en de groeikracht van de lente met het nieuw ontluikende leven en daarmee de ontluikende liefde die ook op ons mensen betrekking heeft.
OP DE DRAAGSTELLAGE
Onderstaand een anekdote opgetekend in handschriften van Andries Schoemaker (1660-1735). Deze Amsterdamse textielkoopman heeft veel historische informatie over de steden en dorpen vastgelegd. Daarmee geeft hij enig inzicht in het oude gebruik. Over zijn bezoek aan Schermerhorn rond Pinksteren (in 1718) beschrijft hij het beeld van vier meisjes die een draagstellage droegen.
De draagstellage of draagbaar was een houten vlonder of plaat dat met draagbalken op de schouders van de vier jonge vrouwen rustte, welke zij boven hun schouders vasthielden met hun handen. Op het vlonder stond een vijfde meisje, die daarmee hoog boven de hoofden van de draagsters uittorende. Andries beschreef haar als ‘een aardig en voor ons ongewone pinxterblom die seer aardig opgeschickt was’:
“Sagen wij van verre een aardig en voor ons ongewone pinxterblom die ons naderde (…) Vier fluxse jonge mijden, redelijk wel in de klederen. Ieder met een krans van bloemen om het hoofd. Dese vier droegen een burrie (een draagstellage of houten vlonder). Op welke burrie een vijfde jonge meyt stond, die seer aardig opgeschickt was. Het staande dogtertje was omhangen met twintig zilvere tuigen, tien zilvere bellen, drie beugeltassen en vijf en twintig zoo barnsteede als bloedkoraale kettingen. Ik telde om haar lijf 23 zilverde twijgen. Sij hield in haar eene hand een zilver kommetje. In welke men het gelt lijde dat men aan dese pinxterblom vriende (vrijmaakte).”
De ‘Pinxterblom’ werd dus door het dorp gedragen en zong daarbij liedjes (“Haar gesange waren geschoeyt na de boerse leest”), wat met geld beloond werd. Kennelijk was het een jolige boel, waarbij de meisjes het verbaal enigszins te verduren kregen, maar deze waren er tegen opgewassen:
“Dat mij nu wel het meeste verwonderde was dat die deruns die de pinxterblom verbeelde, na mijn gedachten soo van ontrent de 14 a 16 jaaren, haar soo ongemeen statig wist te houden. Dat sij niettegenstaande men tegen haar soo wat boertig sprak, sij haar mond niet het minst tot lachen sette. Maar het alles statig aan hoorden.”
KOUDE LENTE
Nu de bloeitijd van de pinksterbloem ten einde loopt kunnen we terugkijken op deze lente van 2023 die tamelijk koel verliep. Er waren wel dagen met zon, maar de wind bracht vaak een lichte vriesachtige kou met zich mee. En ook al scheen die zon af en toe uitbundig, en werden deze maand mei alle bomen weer prachtig groen bebladerd, er was een ijzige kille ondertoon van de wind, en die ging maar niet weg.
VOORBODE
Toch zal dat ook wel weer veranderen. Want zoals het voorgaande patroon van recente lentes ons heeft laten zien, doet opeens de droogte weer zijn intrede na een hele natte winter en lente, dat was idem dito voor de koele lente van twee jaar geleden. Hoe is het mogelijk dat wij halverwege de lente al onze bomen en struiken, planten en gewassen van water moeten voorzien? Vreemd is het. Wellicht is het een voorbode voor wederom een langdurige droogte? Dan dienen wij waakzaam te zijn voor de natuur en de waterhuishouding op orde te brengen. Opdat alle gewassen goed zullen gedijen en de zomerse veldbloemen ook welig mogen tieren. Voor een mooi veldbouquet is altijd plaats!
Lentegroet,
Margreet Wilschut
Terug naar het MENU